zondag, januari 04, 2009

Het Engelse voetbal: Walhalla of Gomorra?

Een vol Anfield, een schreeuwend Old Trafford, een Emirates Stadium dat zijn adem inhoudt bij alweer een schitterende voetbalcombinatie, het zijn treffende beelden van het Engelse voetbal. Het voetbal dat door velen als beste van de wereld wordt beschouwd. Waarom is dat zo? Spelen daar de beste voetballers? Is het misschien de sfeer van Engelse gemoedelijkheid en gezelligheid, gecombineerd met de fans die eeuwig lijken te zingen? Of is het een combinatie van factoren, waar bijvoorbeeld ook de geografische ligging en de infrastructuur tot de kritische succesnoten behoren?


Onder het Engelse voetbal worden de competities verstaan die onder het Britse Koninkrijk vallen. Dat betekent dat we hier grofweg de Engelse en Schotse competitie gaan belichten, twee competities die bekend staan om zijn ongebalanceerde selecties onder de echte top. In Schotland zijn het de Glasgow Rangers en Celtic, in Engeland de grote vier Manchester United, Liverpool, Chelsea en Arsenal. Deze ploegen maken al sinds jaar en dag de dienst uit in de competitie, en dat wordt alleen maar bevestigd door de hoge uitzondering waarop een andere ploeg de titel wint (Aberdeen in 1985, Blackburn Rovers in 1995). Zijn deze topclubs nou zo goed, of is de rest zo slecht?


Historie

De attractiviteit van het Engelse voetbal komt voor een deel voort uit de ontstaansgeschiedenis van de sport. We weten allemaal wel dat Engelse buurtgenootschappen tegen elkaar speelden met een gevulde varkensblaas. Deze hang naar nostalgie werkt, net als bij het schaatsen in Nederland (met de Elfstedentocht), stimulerend voor de aandacht voor de sport. Tel daarbij op dat het Engelse voetbal in het verleden erg succesvolle tijden heeft gekend. In de jaren ’60, ’70 en ’80 speelden diverse clubs een hoofdrol op het Europese podium, met spelers uit eigen land in de hoofdrol. Denk hierbij aan een Stanley Matthews, een Bobby Charlton, een George Best, maar ook aan legendarische managers als Sir Matt Busby en Bill Shankly. Zij waren degenen die, naast internationale sterren als Pélé, Cruijff, Maradona en Eusebio, het voetbal een gezicht gaven. Waar internationale sterren echter hun status gingen uitbuiten, bleven de Engelse voetballers (met uitzondering van Best) achter. Was het omdat ze zo gewoontjes waren?

Natuurlijk is de oorzaak te zoeken in de mentaliteit die er op het eiland heerst. Engelsen zijn geen dagdromers, zoals de grote spelers uit andere landen dat wel waren. Dit is volgens de Engelse schrijver en journalist David Winner terug te voeren naar de Victoriaanse tijd, later beschreven in de roman ‘The Talisman’ van Sir Walter Scott als leeuwenmoed. Deze instelling is er ook schuldig aan dat er zo weinig technisch onderlegde voetballers uit Engeland komen.


Speelstijl

Vaak wordt de mentaliteit van de Engelse competitie geprezen. Niet lullen, maar werken, een mentaliteit die Nederlanders over het algemeen ook goed ligt. Wie echter op zoek is naar goed voetbal en technisch vernuft, moet het zeer waarschijnlijk niet in Engeland gaan zoeken. De Engelse spelers hebben namelijk maar één echte strategie, de kop in de grond en zo hard als je kan achter die bal aan rennen. Het grootste gedeelte van de aanvallen komt tot stand via lange ballen, die door een lange spits met niet al teveel techniek bijgehouden worden totdat de rest van het team aansluit.

Tegenwoordig is deze speelstijl, door de grote invloed van buitenlanders, enigszins aan het veranderen. Echter, als men in de laatste minuten van de wedstrijd een achterstand goed moet maken, dan gooit men steevast een paar man voorin en pompt men de bal op hoop van zegen in de zestien meter. Dit in tegenstelling tot ploegen in Spanje, Italië en zelfs Duitsland en Frankrijk, die weten dat de wedstrijd nog niet gespeeld is totdat het laatste fluitsignaal klinkt, dus gewoon verder gaan met hun verzorgde spel, gebaseerd op balbezit.


Europees succes

Het meest kenmerkende voorbeeld van de marginaliteit van de clubs uit de Engelse en Schotse Premier League vormen de UEFA Cup finales van de laatste jaren, te beginnen met een historische finale, die van 2001 tussen Liverpool en Deportivo Alavés. Het kleine provincieclubje Alavés was dankzij aanvallend voetbal (met ondermeer een 9-2 overwinning over 2 wedstrijden op Kaiserslautern) doorgestoten naar de finale van het bekertoernooi, waar men Nederlander Jordi Cruijff in de basis had. Liverpool daarentegen, had de finale bereikt door defensief spel en de nodige dosis geluk (o.a. een penalty tegen een veel sterker Barcelona).

Het grote, kapitaalkrachtige Liverpool had in deze finale na een 3-1 voorsprong bij de rust twee rode kaarten en een eigen goal in de laatste verlenging nodig om Alaves van zich af te schudden.

Dan gaan we door naar de finale van 2006 in Eindhoven. Middlesbrough haalde eigenlijk bij toeval de finale, door een aantal lange ballen in de ‘dying seconds’, met Italiaan Massimo Maccarone als uitblinker in zowel de kwartfinale tegen Basel, als de halve finale tegen Steaua Boekarest.

Sevilla, toch geen grootmacht in Spanje, met een begroting die even groot is als die van Villarreal, speelde de Engelse subtopper Middlesbrough van de mat en won met 4-0, waar het ook met 7-0 had kunnen winnen. Voetballend werd Middlesbrough totaal overklast.

Als laatste UEFA Cup-finale gaan we kijken naar die van 2008, tussen het Russische Zenit en het Schotse Glasgow Rangers. Het Zenit van Dick Advocaat werd al vroeg in deze UEFA Cup-campagne genoemd als een team om rekening mee te houden, door het solide en aanvallende spel, en het gemak waarmee ze ploegen omver voetbalden. Helaas was dit niet altijd te zien in de einduitslag. Toch werden de resultaten in het eigen Sint Petersburg aan elkaar geregen en werden achtereenvolgens grote namen als Marseille, Leverkusen en Bayern München (met een veegpartij van 4-0) naar huis gestuurd.

De Rangers van manager Walter Smith waren vanaf wedstrijd één bezig met een overlevingsmissie, zo leek het wel. In de Champions League kwamen ze al in de derde kwalificatieronde met geluk weg tegen Rode Ster Belgrado, door een goal van Nacho Novo in de 89e minuut van de thuiswedstrijd. Uit in Belgrado hield keeper McGregor de ploeg op de been, door twee verdienstelijke reddingen. Ondertussen werd er wel knap gewonnen van Lyon met 3-0.

Hun UEFA Cup-avontuur begon tegen Panathinaikos, waar ze op uitdoelpunten door gingen. Daarna mochten ze spelen tegen Werder Bremen, waar ze thuis verdiend met 2-0 van wonnen, maar waar ze uit met de schrik vrijkwamen door een 1-0 nederlaag, terwijl Werder 35 keer op doel had geschoten. Daarna counterden ze Sporting Portugal in eigen huis van de mat. De halve finale tegen Fiorentina was misschien wel het meest typerende van alle wedstrijden van de Rangers. In twee wedstrijden hebben ze geen enkele moeite gedaan om ook maar iets te creëren, waarna ze na twee keer 0-0 de penaltyserie wonnen met 4-2. Uiteindelijk hadden ze geen schijn van kans tegen het veel betere Zenit, dat het met 2-0 in de finale nog rustig aan deed.



Investeerdersvloek?

Zou het toeval zijn, of heeft deze verloedering van kwaliteiten te maken met de grote aantallen investeerders binnen het Engelse voetbal? Nergens ter wereld is de invloed van investeerders groter dan in het Engelse voetbal. Chelsea is sinds de komst van Abramovich een kunstmatig gecreëerde topclub, Manchester United en Liverpool zijn volledig in Amerikaanse handen, Manchester City heeft een eigenaar uit het Midden-Oosten, Hearts uit Schotland is het speeltje van een Litouwse zakenman, West Ham United is de speelbal van een consortium van IJslanders, Newcastle United is recent door de ene investeerder overgedaan aan de andere en Arsenal hikt al jaren tegen een overname aan (door respectievelijk de Rus Usmanov of de Amerikaan Stan Kroenke). Het gevolg van deze overvloed aan geld is dat deze clubs abnormaal veel uitgeven aan nieuwe spelers, een patroon dat gevolgd wordt door de rest van de competitie, want je moet immers meegaan met je concurrenten. Het eindeloze smijten met geld heeft tenslotte ook geen nut, want je koopt geen team van individuen bij elkaar, je maakt een team door onderlinge verbondenheid en complementariteit. Manchester City is dit jaar het beste voorbeeld van een bij elkaar gekocht zooitje individuen, die maar niet met elkaar samen kunnen spelen. Ondanks dat ze meer dan 100 miljoen euro uitgaven volgens Transfermarkt.de, staan ze roemloos achttiende in de Premier League, een plaats die aan het einde van het seizoen goed is voor degradatie.

Deze grote uitgavenposten zijn het gevolg van de enorme media-aandacht die is gecreëerd voor het Engelse voetbal. Zo wordt de naam van de competitie gesponsord en is de omzet van 1,8 miljoen pond binnen de Premier League de vierde van de wereld qua sportcompetities (na de Amerikaanse NBA, de NFL en de MLB). Volgens onderzoeksbureau Deloitte zitten tevens acht Engelse ploegen bij de rijkste twintig van Europa, dat is percentsgewijs gezien 40 %.

De grote vetpot is echter de opbrengsten uit tv-rechten. Deze collectieve overeenkomst tussen alle Premier League clubs en het betaalkanaal Sky Sports is goed voor zo’n 300 miljoen pond per seizoen. Daar bovenop komen nog de inkomsten van Europese duels, internationale uitzendrechten en samenvattingen. Deze bedragen kunnen zo hoog zijn, door het grote aantal volgers over heel de wereld, naar schatting zo’n half miljard.

Door deze grote bron van inkomsten wordt de jeugdopleiding grotendeels verwaarloosd en daardoor speelt het Engelse nationale team ook al jaren geen rol van betekenis meer op het mondiale podium.

Misschien wordt het voetbal ook wel verkeerd aangeleerd in de jeugd. Als je ziet dat een Arsenal talenten van over heel de wereld weet te strikken, ze vervolgens een paar jaar opleidt en laat rijpen, waarna ze met gemak meedraaien in de zogenaamde “beste competitie ter wereld”, dan zet ik ook mijn vraagtekens bij de manier van trainen van de Engelse jeugd. Misschien moeten ze de DVD-box van Wiel Coerver eens aanschaffen, of Louis van Gaal uitnodigen voor een aantal clinics?



Grote en kleine sterren

Laten we eens gaan kijken naar de spelers binnen het Engelse voetbal. Natuurlijk, er zijn wereldsterren aanwezig, maar die zijn op één hand te tellen. Hoe kan het anders dat Manchester United de Champions League wint met één van de meest kleurloze teams ooit? Van dat team is enkel Cristiano Ronaldo een echte ster, voor de rest zijn het vooral waterdragers. Rooney heeft nog geen enkel constant seizoen gedraaid bijvoorbeeld. Zelfs het team van FC Porto uit 2005 had nog meer felbegeerde spelers.

Het moet gezegd worden, het Manchester United dat vorig jaar de Champions League won, was het beste team uit Europa vorig jaar. Ze konden als geen ander de tegenstander vastzetten en vervolgens wachten op een bevlieging van die ene ster. Maar of ik als neutrale toeschouwer heb genoten? Absoluut niet.

De Engelse competitie zit vol met spelers waarvan je je überhaupt afvraagt wat zij als prof doen. Ik noem een Titus Bramble, een Kieron Dyer, een Nicky Butt, een David Dunn.

Zo kunnen we nog wel even doorgaan, met een Gary en Phil Neville, twee van de meest overschatte spelers ooit, die door hun werklust en inzet heel ver zijn gekomen. Dat is ook een prestatie natuurlijk, maar het is niet het soort prestatie waar een voetballiefhebber warm van wordt.

Waarom is het gehalte buitenlanders bij de topclubs anders zo hoog? Omdat die iets brengen wat ze in Engeland niet gewoon zijn, technisch vernuft. Kracht en moed zijn nergens als ze moeten toegeven aan een aantal scharen. Dat valt dus ook terug te zien in de prestaties van de nationale elftallen.

Marginale spelers als Stephen Ireland aarden in deze competities wel, maar zouden in andere Europese competities schromelijk tekort komen.


Sfeerbeeld

Daarnaast staat natuurlijk vast dat de Engelse sfeer ongeëvenaard blijft. Het fanatisme mag dan niet zo erg zijn als in Zuid-Europa of Latijns-Amerika, maar doordat de Engelse fans sneller tevreden zijn, is de sfeer tijdens wedstrijden er een stuk aangenamer. Het is er altijd gemoedelijk, de supporters willen nog wel eens de hele wedstrijd zingen en je kunt na de wedstrijd met een gerust hart naar huis. Misschien is dat wel de kracht van het Engelse voetbal.



De media hebben ook bijgedragen aan het utopische beeld van de Engelse voetbalcompetitie. Deze Engelse media staan natuurlijk bekend als een van de meest brutale en onbeschofte ter wereld, met al hun tabloids met smeuïge verhalen over de escapades van de ene superster, dan wel het overgewicht van de andere. Zij staan natuurlijk vooraan als er weer een schandaal wordt ontdekt, hetgeen een positief effect heeft op de naamsbekendheid van de Engelse competities.

De Engelse Premier League is tevens de enige competitie waarin alle vier de grote clubs in een weekend met 0-0 gelijk kunnen spelen, waarna er toch bij hoog en bij laag beweerd wordt dat het spannende wedstrijden waren.

En soms is dat ook zo in het Engelse voetbal, door discutabele beslissingen en fabelachtige individuele acties. Wie herinnert zich niet de geweldige goals van cultheld Matthew Le Tissier, of het hakje van Gianfranco Zola? Zo zijn er nog talloze momenten te bedenken, die door de wereldwijde belangstelling ook in het geheugen van menig voetballiefhebber gegrift staan.


Conclusie

De meningen over de Engelse competitie blijven natuurlijk verdeeld. De één vindt dit soort voetbal, waarin de modale voetballer ook een rol van betekenis kan spelen en gewone jongens geëerd worden, geweldig, de ander vindt het niks.

Zo gaat Napoli-voorzitter Aurelio De Laurentiis tot het uiterste om spelers van het kaliber als Marek Hamsik en Ezequiel Lavezzi niet naar de Premier League te laten vertrekken. "De Engelse levensgewoonten zijn slecht, hun eten is niet te eten en de Engelse vrouwen wassen zich niet rond de schaamstreek. Van een bad hebben ze nog nooit gehoord", waarschuwde de hoogste sportbestuurder. Het is niet geheel toevallig dat de diëtist die Juande Ramos van zijn trainerschap bij Sevilla meenam naar Tottenham in Londen niet in goede aarde viel, zoals men wel ziet.

Maar daar tegenover staan genoeg lofuitingen en dromerige uitlatingen van voetballers en fans, zoals recentelijk nog Clarence Seedorf, die zijn wens uitsprak om ooit nog eens in de Premier League te voetballen. Een feit is, dat het Engelse voetbal nog steeds de grootste voetbalcompetitie ter wereld voortbrengt, en dat ondanks al haar mankementen.

Geen opmerkingen: